kinderen & jongeren

Leren en verzorgen gaan samen

Doorgaande Lijn bevordert ontwikkelingskansen van jonge kinderen

De overgangen tussen de kinderopvang, de kleuterschool en de naschoolse opvang moeten soepeler, vindt de Vlaamse overheid. De werkingen zijn onvoldoende op elkaar afgestemd. De kennis over de kleinsten wordt te weinig gedeeld. “Kinderen bloeien open als ze zich veilig voelen in een vertrouwde omgeving waar ze de regels en gebruiken herkennen”, zegt Bruno Vanobbergen, waarnemend administrateur-generaal van het agentschap Opgroeien.

Als peuters van de kinderopvang naar de kleuterschool gaan, is dat vaak een grote overgang. Ze moeten afscheid nemen van volwassenen die hen jarenlang hebben verzorgd en helpen opgroeien. In de nieuwe school krijgen ze te maken met juffen en meesters die ze vaak nooit eerder hebben gezien. De omgeving is nieuw. De klasgenootjes zijn onbekend en er gelden andere gebruiken en rituelen. Als de kleuters naar de naschoolse opvang gaan, komen ze daar ook vreemde gezichten tegen.

“Onderzoek heeft uitgewezen dat deze bruuske overgangen niet bevorderlijk zijn voor de groei van het kind”, zegt Bruno Vanobbergen, waarnemend administrateur-generaal van het agentschap Opgroeien. “Kinderen bloeien open als ze zich veilig voelen in een vertrouwde omgeving waar ze de regels en gebruiken herkennen. Bovendien ontwikkelt elk kind zich op motorisch, emotioneel en cognitief vlak in een eigen tempo. De kennis die kinderbegeleiders in de kinderopvang hebben opgedaan, is erg waardevol. Maar in weinig gevallen wordt die doorgegeven aan de leerkrachten van de kleuterschool. Er gaat veel belangrijke info verloren. Dat is een gemiste kans.”

Huiselijk tafereel

Om de overgangen soepeler te laten verlopen, startte de Vlaamse overheid het project Doorgaande Lijn. De werking van de kinderopvang, de kleuterschool en de naschoolse opvang moeten beter op elkaar worden afgestemd. Twaalf pioniers in Vlaanderen krijgen met financiële steun van de Vlaamse overheid drie jaar de kans om in de praktijk te onderzoeken hoe de breuklijnen weggewerkt kunnen worden.

Elk van de twaalf projecten legt eigen accenten. Het Antwerpse project Millau betrekt naast de kinderopvang, de school en de naschoolse opvang ook andere organisaties die met jonge kinderen werken bij de Doorgaande Lijn. Niet elk kind gaat immers naar de kinderopvang. Het Leuvense project Wat niet op elkaar aansluit met elkaar verbinden wil een warme gemeenschap voor kwetsbare gezinnen creëren door ook met het buurtwerk samen te werken. In Gent investeren de Dienst Kinderopvang en het Stedelijk Onderwijs in een nog betere samenwerking als gelijkwaardige partners.   

Vanobbergen is enthousiast over de eerste stappen die er worden gezet in de pioniersprojecten. “Elk project kiest een eigen invulling vertrekkend van dezelfde visie en met oog voor de lokale context.”

Samenwerken met verschillende partners kunnen we alleen maar toejuichen, vindt de waarnemend administrateur-generaal. “Met de Doorgaande Lijn streven we naar een geïntegreerd jeugd- en gezinsbeleid waarbij de schotten tussen de sectoren zoveel mogelijk verdwijnen. Ik ben heel benieuwd hoe we de werkingen beter in elkaar kunnen laten overvloeien en de verworven expertise kunnen delen, zonder te knabbelen aan de autonomie van de verschillende projecten.”

Hoe bereik je een goede samenwerking met behoud van de eigen identiteit? “Dat is niet evident en juist daarom zijn deze pioniersprojecten zo waardevol. De kinderopvang en de kleuterschool vallen onder een verschillende regelgeving. Hoever ga je in de versmelting? Het is goed om in kaart te brengen waar de drempels zitten. Eigenlijk is er maar één maatstaf en dat is het welzijn van onze kinderen.”

Vanobbergen was onlangs op bezoek bij het Gentse project. “Ik zag hoe de oudere kinderen zich over de jongste kinderen ontfermden. Het leek op een huiselijk tafereel. Over en weer leerden ze van elkaar. Het was heel waardevol om dat te zien.”

Inhaalbeweging

Klopt het dat de overgangen in Vlaanderen minder soepeler zijn dan in de ons omringende landen? “Vergelijkingen met andere landen zijn moeilijk te maken”, vindt Vanobbergen. “Er zijn grote verschillen in hoe het leven van de jongsten wordt vormgegeven in andere Europese landen. In Scandinavische landen hebben ouders van jonge kinderen meer mogelijkheden om na de geboorte langer thuis te blijven. Nederlandse kinderen gaan pas op de leeftijd van vier jaar naar de kleuterschool.”

“Ook in Vlaanderen is het de recente jaren bij iedereen doorgedrongen dat de eerste duizend dagen in een mensenleven cruciaal zijn. Een baby legt in die eerste duizend dagen de belangrijkste fundamenten voor het verdere leven. Een kind hecht zich, leert sociaal zijn, ontdekt de wereld, groeit en leert. Het leren en het verzorgen kan niet worden losgekoppeld. Het is belangrijk dat Vlaanderen die inhaalbeweging maakt.”

Hoe gaat het verder met de Doorgaande Lijn nadat de financiering van de pioniersprojecten eind 2024 afloopt? “We gaan de twaalf projecten uitgebreid evalueren en adviezen formuleren. Het vervolg ligt in de handen van de volgende regering. Maar het Agentschap Opgroeien zal blijven ijveren voor meer zachte overgangen.”

Vanobbergen is inmiddels vier jaar aan de slag bij het agentschap Opgroeien. Daarvoor was hij tien jaar kinderrechtencommissaris. Wat drijft hem in zijn werk? “De leefwereld van kinderen verschilt enorm. Er is een grote diversiteit in de omstandigheden waarin kinderen opgroeien. We zijn ons daar te weinig van bewust. Ik streef naar een wereld waarin elk kind in een kansrijke omgeving opgroeit en talenten kan ontplooien.”