welzijn & zorg

Politiseren in de praktijk

Een krachtlijn die uitdaagt, schuurt en soms frustreert

De sterksociaalwerkconferentie van 2018 schuift politiserend werken als één van de vijf krachtlijnen naar voor (1). Het moet het speerpunt van het sociaal werk voor de toekomst worden, meer nog dan de andere vier krachtlijnen: nabijheid, proceslogica, generalistisch sociaal werk en verbindend werken. De sociaal werker van de toekomst is een democratische professional die ijvert voor een menswaardig bestaan voor élke burger en streeft naar een meer sociaal rechtvaardige samenleving. "Politiseren gaat over processen die bijdragen aan het publieke meningsverschil rond de vraag hoe we de samenleving het best organiseren." (2) Een onderzoek door VIVES Hogeschool.  

De politiserende opdracht van sociaal werk is niet alleen het speerpunt voor het sterk sociaal werk van de toekomst, het is ook de krachtlijn die veel vragen oproept en dit zowel bij sociaal werkers op het terrein, bij sociaalwerkdocenten en bij beleidsactoren. De onderzoekers zien twee belangrijke redenen hiervoor. 
 
Ten eerste is er spraakverwarring. 'Politiseren' is geen gemakkelijk begrip en niet iedereen begrijpt hetzelfde onder de noemer politiseren. In het alledaagse taalgebruik wordt politiseren geassocieerd met het initiatief om 'een zaak tot onderwerp van het institutionele politieke debat te maken', met dé politiek, soms zelfs met partijpolitiek. Politiseren in het debat rond sterk sociaal werk gaat verder dan de institutionele politiek. 'Politisering maakt dat sociale kwesties publiek worden gemaakt en zet mensen aan tot politiek handelen.' (3) Daarnaast is het verschil tussen politiseren en aanverwante begrippen zoals 'structureel sociaal werk' niet voor iedereen duidelijk. Ook dit draagt bij tot de spraakverwarring. 
 
Een tweede kwestie waar het schuurt is dat er een afstand is tussen enerzijds, het theoretische discours over de noodzaak van politiserende sociaalwerkpraktijken en anderzijds, de ruimte en het mandaat die sociaal werkers hiertoe op het terrein krijgen. Deze afstand wordt nog versterkt door een aantal maatschappelijke ontwikkelingen en beleidsverschuivingen die de afgelopen decennia kenmerken. Kortom, de oproep voor meer politiserend sociaal werk is niet altijd zo gemakkelijk op het terrein te realiseren. De eerste krachtlijn daagt dus uit, biedt kansen en zet in beweging, maar schuurt ook en frustreert soms.
 
In dit artikel staat deze tweede kwestie waar het schuurt centraal, met name het contrast tussen theorie en praktijk. Weg van het theoretische debat over politiserend werken, laten de onderzoekers een diversiteit aan sociaal werkers op het terrein aan het woord. Dit gebeurt op basis van een studentenonderzoek dat binnen het vak structureel sociaal werk aan de VIVES-hogeschool werd gevoerd. In totaal werden er 78 interviews* met sociaal werkers afgenomen. De studenten gingen met hen in gesprek over 'structureel sociaal werk'. 
 
'Structureel sociaal werk' en 'politiserend werken' zijn geen synoniemen. Politiserend werkend is altijd structureel, maar structureel sociaal werk is niet per definitie politiserend. 'Structureel sociaal werk focust op het mobiliseren van de structurele hefbomen die er binnen een bepaalde samenleving zijn, terwijl politiserend sociaal werk in essentie gaat om het argumenteren van de nood aan nieuwe structurele hefbomen.' (4) 'Politiseren gaat uit van de maakbaarheid van de samenleving en 'het besef dat die samenleving altijd door macht is bezet'. (5) Het gaat ook uit van de mogelijkheid van elke burger om aan die maakbaarheid deel te hebben. Politiserend werken strijdt voor het principe van de gelijkheid tegen de bestaande orde die gelijkheid altijd begrenst. Politiserend sociaal werk heeft dus altijd een publiek karakter en stelt het maatschappelijk status-quo in vraag; het creëert de zogeheten tegenspraak. Publiek maken kan op uiteenlopende manieren. Het kan bijvoorbeeld door een opiniestuk te schrijven, deel te nemen aan een debat, door een protestactie of bezetting te organiseren, een pin met een boodschap te dragen etc. Het kan ook door van onderuit alternatieven voor de bestaande sociale dienst of hulpverlening te ontwikkelen en daarmee voor te doen dat het anders kan.
 
Het onderwerp van het studentenonderzoek is breder dan politisering. Het informeert niettemin, over concrete ervaringen van sociaal werkers met politisering op het terrein. Soms met enige omweg. Een eerste vraag die de studenten aan de sociaal werkers stellen is hoe ze 'structureel sociaal werk' invullen in hun dagelijkse werkpraktijk. De studenten stellen vast dat ook over dit concept meerstemmigheid op het terrein geldt. De spraakverwarring rond politisering die we hierboven vermelden, start dus eigenlijk al hier. De studenten vroegen de sociaal werkers ook naar het aandeel van 'structureel sociaal werk' in hun takenpakket, naar de obstakels en kansen die ze hiertoe op de werkvloer ervaren en hoe ze hiermee omgaan. De antwoorden van de sociaal werkers informeren ons over de ruimte die en het mandaat dat er binnen organisaties is om structureel te werk te gaan. Omdat politiserend werken ook altijd structureel is, maar daar nog een publieke dimensie en 'tegenspraak' aan toevoegt, veronderstellen we dat die ruimte en dat mandaat eveneens geldt voor politiserend sociaal werk of zelfs kleiner of beperkter kan zijn. 
 

Invullingen van 'structureel sociaal werk': een beperkte plaats voor politiseren binnen een grote diversiteit aan invullingen

De invulling van 'structureel sociaal werk' die het vaakst opduikt in de getuigenissen, heeft te maken met het opnemen van een signaalfunctie. Sociaal werkers zien zichzelf – terecht - als bevoorrechte getuigen van de noden en behoeften van de mensen waarmee ze werken. Ze observeren de concrete uitwerking van wetgeving op de leefwereld van hun cliënten en ervaren de impact die beleidsbeslissingen op het terrein teweegbrengen. Structureel werken betekent voor veel sociaal werkers het doorgeven van deze signalen, binnen de hiërarchie van de eigen organisatie, op overlegplatformen en aan de beleidsverantwoordelijken. Deze invulling van 'structureel sociaal werk' sluit aan bij de zogeheten 'klassieke politieke opdracht van sociaal werk' (6). Het opnemen van een signaalfunctie kan een politiserende praktijk zijn, maar is het niet noodzakelijk. Signaleren kan onder de radar van het publieke debat gebeuren en daarmee politisering uit de weg gaan. We lezen deze invulling van 'structureel sociaal werk' bij sociaal werkers die in heel uiteenlopende organisatiecontexten werken. We merken een verschil tussen de verschillende organisaties qua manier waarop de signaalfunctie vorm krijgt. In sommige organisaties is er voor terreinwerkers meer marge dan in andere om naar aanleiding van een signaal een politiserende praktijk te ontwikkelen. 
 
Een tweede invulling van 'structureel sociaal werk' die naar voor komt in de interviews verwijst naar het belang om te sensibiliseren rond een thema of doelgroep. Een minderheid van de geïnterviewden geeft deze definitie. In de steekproef gaat het om sociaal werkers die mensen begeleiden waarover in de brede samenleving weinig is geweten of waarvoor hulp- of dienstverlening onvoldoende is uitgebouwd of om sociaal werkers die werken in een organisatie waarbij sensibiliseren tot de raison d’être van de organisatie behoort, zoals een vakbond bijvoorbeeld. Een sociaal werker die werkt in een voorziening voor mensen met de spierziekte van Duchenne getuigt. Ze volgt het internationaal onderzoek over deze ziekte op, tracht de wetenschappelijke kennis over de ziekte publiek te maken en lobbyt voor een betere hulp- en dienstverlening voor deze doelgroep. Gelijkaardige getuigenissen zijn er bij een sociaal werker die bij PAG-ASA werkt; een organisatie voor slachtoffers van mensenhandel, bij een sociaal werker actief in een Vereniging waar Armen het Woord Nemen en bij een zoneverantwoordelijke tewerkgesteld in een vakbond. Deze laatste zegt het als volgt
 
“Mijn werk bestaat uit twee soorten taken. Het ene deel is dienstverlening die gericht is op het individuele. Het andere deel - en het grootste deel van mijn werktijd - gaat naar het bewegingswerk. Binnen deze taak wordt het syndicale ideeëngoed verspreid in de maatschappij of wordt het brede publiek ervan overtuigd." (Medewerker vakbond.)
De invulling van structureel sociaal werk in functie van sensibiliseren sluit sterk aan bij de politiserende opdracht van sociaal werk zoals we deze hierboven beschreven. Het is mogelijk dat sensibiliseren beperkt blijft tot lobbywerk in de wandelgangen van de institutionele politiek en daarmee onder de radar van het publieke blijft, maar vaak wil sensibiliseren het publiek debat beïnvloeden en tegenspraak organiseren. 
 
Een derde invulling van ‘structureel sociaal werk' heeft te maken met wat de sociaal werkers 'het versterken van de positie van de cliënt in de samenleving' noemen. Net als de eerste invulling die we bespraken, de signalering, vinden we deze definitie bij een ruime meerderheid van de geïnterviewden terug. Structureel sociaal werk betekent voor veel sociaal werkers zich inzetten voor het uitputten van de sociale grondrechten van de cliënt. Voor sommige sociaal werkers gaat het ook om het versterken van het persoonlijk sociaal netwerk van de cliënt of om het opnemen van een brugfunctie in de communicatie tussen de cliënt enerzijds en andere sociale diensten en instellingen anderzijds. We merken verschillen op tussen de organisaties in de mate waarin deze invulling van structureel werken ook een politiserende vertaalslag krijgt. Bij de meeste sociaal werkers uit de steekproef stopt het bij het ondersteunen van de individuele cliënt in zijn/haar proces van empowerment of emancipatie, bij sommige geeft het aanleiding om tegenspraak te organiseren, om bestaande machtsverhoudingen in vraag te stellen en de argumenten daartoe als thema’s in het publieke debat in te brengen.  
 
De invullingen die sociaal werkers formuleren, tonen een diversiteit aan structurele sociaalwerkpraktijken op het terrein, en verschillen in deze praktijken, ook tussen de sociaalwerkorganisaties in de steekproef. Tegelijk informeren ze over de plaats die politiserende praktijken binnen deze diversiteit aan structureel werk innemen. De voorbeelden van politisering zijn schaars. Het blijkt niet zo evident om de signalen die sociaal werkers in hun dagelijkse werkpraktijk observeren ook tot thema van het publieke debat te maken en hoewel sociaal werkers frequent structurele hefbomen mobiliseren om de positie van de cliënt te versterken, blijkt het ook niet zo gemakkelijk om nieuwe hefbomen te argumenteren, bestaande machtsverhoudingen in vraag te stellen en daarmee tegenspraak te organiseren. Illustratief in dit verband is een getuigenis van een sociaal werker in een justitiehuis: “Het is gemakkelijker om de cliënt aan te passen aan de samenleving dan de samenleving aan de cliënt.” 
 

Een kwestie waar het schuurt: de afstand tussen een theoretisch discours over het belang van politiseren en de dagelijkse werkpraktijk

Een afstand tussen het theoretisch discours en de ruimte en het mandaat dat sociaal werkers in hun organisatie krijgen 

De grote meerderheid van de sociaal werkers die de studenten spraken, zeggen dat hun werk voor meer dan 70% uit het individueel begeleiden van mensen bestaat. Vaak is er weinig ruimte om een signaalfunctie op te nemen, te sensibiliseren of bestaande machtsverhoudingen in vraag te stellen.
 
“De verhouding in mijn huidige job is denk ik 80% individueel en 20% structureel. Vaak wordt er ook niets gedaan met de signalen die je geeft, toch vind ik het belangrijk dit wel te blijven doen.” (Medewerker OCMW)
 
De sociaal werkers zien in de hoge tijds- en werkdruk het belangrijkste obstakel om structureel en politiserend te werken. Veel organisaties in de steekproef leggen de nadruk op dienstverlening en geven voorrang aan het individueel begeleiden van de mensen. In deze dienst-georiënteerde organisaties is er vaak tijd noch ruimte om structureel te werken. Vaak maakt signaleren, sensibiliseren of tegenspraak organiseren geen deel uit van het officiële takenpakket. Het belang van structureel of politiserend werk wordt niet per definitie in de visie van de organisatie vermeld en ook niet altijd door de leidinggevende ondersteund.
“Maar tegelijkertijd moet er ook ruimte zijn op het werk. Als je overvraagd bent, dan is structureel werk het eerste dat wegvalt, vooral omdat je er niet altijd onmiddellijk resultaat van ziet. Ook of de leidinggevende ervoor open staat: daar hangt ook veel van af." (Wijkwerker OCMW) 
Naast deze dienst-georiënteerde organisaties, lezen we in de interviews ook voorbeelden van organisaties die de structurele en politiserende pijler van sociaal werk wél in hun missie, visie en waarden hebben geïntegreerd. In deze organisaties, zoals Samenlevingsopbouw en de Verenigingen waar Armen het Woord Nemen bijvoorbeeld, is er uiteraard meer ruimte om structureel en politiserend te werken. 
 
Een ander obstakel dat opduikt in de interviews, is het ontbreken van een werkplek die als veilig wordt ervaren. Structureel en vooral politiserend sociaal werk vraagt best wat durf, zo vertellen sociaal werkers. Het soms hoge personeelsverloop en de tijdelijke contracten waarover sociaal werkers spreken, zijn contraproductief voor die durf. Een team waarin vertrouwen en vertrouwdheid heerst, draagt daarentegen bij tot die durf. Net als een onafhankelijke en niet-gepolitiseerde raad van bestuur. 
 
Structureel en politiserend werken doe je bovendien niet in je eentje. Een individuele observatie of ervaring in de werkpraktijk wordt vaak pas een signaal in discussie met andere collega’s. Teamvergaderingen, intervisie, overlegplatformen en netwerkmomenten waarop sociaal werkers hun ervaringen met elkaar kunnen delen zijn in dit opzicht van groot belang: ze laten toe om tot een gedeelde definitie van een probleem te komen. Het zijn op die manier werkvormen die ruimte voor structureel en politiserend werk vergroten.
 
“Onze organisatie zetelt als belangenvertegenwoordiger op overlegfora en informatie stroomt dus bottom-up door tot bij de juiste personen. De teamvergaderingen bewijzen ook hun nut: we bespreken hoe we collectief en eenduidig met bepaalde problematieken kunnen omgaan." (Medewerker Thuishulp)
 
De ruimte die terreinwerkers krijgen om structurele of politiserende praktijken te ontwikkelen, hangt tenslotte ook af van de manier waarop een organisatie de signaalfunctie vormgeeft. Sociaal werkers die binnen een overheidsdienst of in een grotere zorginstelling werken, verwijzen vaker dan andere sociaal werkers naar de aanwezigheid van een standaardprocedure om met signalering om te gaan. Deze verloopt trapsgewijs: het signaal komt ter sprake op een teamvergadering, wordt vervolgens meegenomen naar een coördinatorenoverleg en het zijn uiteindelijk de beleidsmedewerkers of leidinggevenden die het signaal communiceren naar het lokale bestuur of naar andere relevante beleidsactoren. De terreinwerkers zelf krijgen veelal niet het mandaat om actief met het signaal aan de slag te gaan. Ze worden ook niet altijd op de hoogte gebracht van de impact die de signalering al dan niet heeft. Dat frustreert en ontmoedigt. 
 
Dat het ook anders kan, komt naar voor in de getuigenis van een medewerker van een CAW in West-Vlaanderen. Zij verwijst naar een signaleringsprocedure die gebruikmaakt van werkgroepen. Een signaal doorloopt hier geen trappensysteem maar vormt de aanleiding om onderling de koppen bij elkaar te steken; om aan probleemdefiniëring te doen, om aanpassingen in het hulpverleningsaanbod te ontwikkelen, om actie te voeren of om het signaal tot onderwerp van het publiek debat te maken. In deze aanpak krijgen de terreinwerkers in vergelijking met het trappensysteem meer ruimte om op een politiserende manier met het signaal aan de slag te gaan. Ze krijgen de mogelijkheid om er een publiek verhaal van te maken, om alternatieven te ontwikkelen en daarmee de organisatie van de samenleving en heersende machtsverhoudingen in vraag te stellen. 
 

De afstand tussen het theoretisch discours en de motivatie van sociaal werkers

De rem op structureel en politiserend werk, heeft niet alleen met de organisatiecontext te maken. Soms komen ze van de sociaal werkers zelf. Niet alle sociaal werkers zijn gemotiveerd om structureel of politiserend te werken. Sommige sociaal werkers vinden een focus op een individuele begeleiding prima. Ze vertellen dat dit hen het meest voldoening geeft. Ze zouden het niet anders willen. Ze verwijzen naar de traagheid om maatschappelijke processen of machtsverhoudingen te veranderen en de frustraties die dit met zich meebrengt. Het frustreert ook dat ze als terreinwerkers niet altijd te horen krijgen welk traject een signaal dat ze doorgaven heeft doorlopen, laat staan welke impact de signalering mogelijk heeft gehad. Dit werkt ontmoedigend. Sommige sociaal werkers geven ook aan dat ‘structureel’ werken heel arbeidsintensief is en ook wel een specifieke expertise veronderstelt die niet alle sociaal werkers per definitie hebben. Publiek maken bijvoorbeeld, veronderstelt vaardigheden zoals mobiliseren, schrijven, onderhandelen, spreken voor een groep etc. 
 
Sommige sociaal werkers blijven ook op hun honger zitten. Ze zouden graag een andere verhouding tussen individueel en structureel sociaal werk zien met meer ruimte voor deze laatste pijler. 
“Nee, dit is binnen ons team vaak een verzuchting. We weten dat we niet de enige dienst zijn waar we deze problematiek hebben maar door de grote toestroom aan individuen geraken we niet aan het structurele. Versta me niet verkeerd: de individuen hebben onze aandacht ook nodig maar het zou beter zijn om de kraan te herstellen, dan om telkens te moeten dweilen wanneer de kraan te veel lekt. We zouden veel efficiënter te werk kunnen gaan." (Medewerker OCMW) Sommige geïnterviewden geven exact evenveel op beide pijlers te werken. Ze drukken hierover hun tevredenheid uit. Ze vertellen dat het evenwicht tussen individuele begeleiding en structureel werk belangrijk is voor hun eigen veerkracht en draagkracht als sociaal werker. 
 

De afstand tussen de noodzaak voor meer politiserend werk en een aantal maatschappelijke en beleidsevoluties

In de interviews wijzen sommige sociaal werkers op een aantal maatschappelijke en beleidsevoluties die volgens hen haaks staan op structureel en politiserend werk. Ze zijn welgekend, maar we overlopen ze kort. Ten eerste is er de tendens om meer gewicht te geven aan de zogeheten 'primaat van de politiek'. De Vlaamse overheid verwacht in toenemende mate dat sociale organisaties uitvoeren wat er op beleidsniveau wordt beslist. Tegenspraak wordt minder geduld. Organisaties vrezen in toenemende mate dat ze financieel zullen worden afgestraft wanneer men al te veel kritiek heeft op het beleid of de heersende machtsverhoudingen. 
 
Ten tweede getuigen een aantal geïnterviewden van het bureaucratiseringsproces dat het sociaal werk afgelopen decennia kenmerkt. “Alles moet tegenwoordig worden geregistreerd en efficiënt verlopen”, wordt meermaals gezegd. Sociaal werkers moeten meer en meer tijd besteden aan administratie, registratie en het in kaart brengen van de impact van hun werk, tijd die anders zou kunnen worden besteed. Minder bureaucratisering zou meer ruimte geven aan structureel en politiserend werk, zo vertellen sociaal werkers. Daarbij komt dat structureel werk bijzonder arbeidsintensief is, zich niet altijd gemakkelijk laat registreren valt en soms een impact heeft die niet onmiddellijk zichtbaar is.
“Ik ben een maatschappelijk werker die veel moeite heeft met bepaalde evoluties binnen het maatschappelijk werk. Alles moet volgens de procedure en alles moet worden geregistreerd. De zakelijkheid. Ik werk al meer dan 30 jaar als maatschappelijk werker. Ik heb dat enorm zien bureaucratiseren, verzakelijken, de vermarkting van de sociale sector ook. Vroeger waren er bijvoorbeeld open zitdagen, de mensen kwamen aan en je nam de tijd die je nodig had. Voor de mensen in de wachtzaal was het misschien niet cliëntvriendelijk, maar nu alles wordt getimed en dat geeft veel meer stress naar de sociaal werker toe;” (Medewerker CM) 
 
Ten derde vertellen sommige sociale werkers uit onze steekproef over de tendens om maatschappelijke problemen te ‘psychologisering’. “Het structurele narratief is tanende”, zo merkt een sociaal werker op. 
“Door de individualisering proberen mensen alles zelf te regelen, maar door de verandering en de moeilijkheid van de wetgeving komen de mensen toch altijd bij ons terecht, meestal slecht geïnformeerd. Daarnaast is het ook zo dat mensen niet meer collectief denken, het collectief is kleiner en verandert volgens de situatie waarin men zit. Men denkt niet dat er nog een pak andere mensen zijn in andere situaties. Men denkt niet aan het groter geheel." (Medewerker vzw Katrol)
 

De oproep tot politisering streeft naar doorbreken status-quo in professioneel sociaal werk

Politiserend sociaal werk is het speerpunt voor het sterk sociaal werk van de toekomst. Tegelijk is het een krachtlijn die schuurt. Sociaal werkers op het terrein lopen soms verloren in spraakverwarring over wat politisering precies is en voelen een afstand tussen het theoretisch discours over politisering enerzijds en wat er maatschappelijk en vanuit de organisatie van hen wordt verwacht. Niet elke sociaal werker voelt zich geroepen of voelt zich voldoende onderlegd om politiserend te gaan werken, en niet elke organisatie geeft tijd, ruimte en mandaat om een politiserende rol op te nemen. 
 
In het rapport van de sterksociaalwerkconferentie lezen we dat sociaal werkers “politiserend werken als inherent onderdeel van hun dagelijkse praktijk beschouwen". (7) In de getuigenissen van de sociaal werkers die de studenten spraken, blijkt dit veel minder het geval. De job helt voor velen over naar de individuele begeleiding van cliënten in het nadeel van meer structureel of politiserend werk. Een sterk uitgebouwd structureel sociaal werk of politiserend werken is niet de algemene teneur die in de interviews de bovenhand krijgt. Het blijkt voor deze steekproef althans eerder een specifieke en schaarse praxis dan een inherent onderdeel van de dagelijkse sociaalwerkpraktijk. 
 
Om het speerpunt van de toekomst te zijn, is er dus nog best veel werk aan de winkel. De tweede sterksociaalwerkconferentie in 2022 zal daartoe bijdragen. Het zal de spraakverwarring verminderen en ook een handelingskader voor politiserend werk voorstellen. Maar daarnaast is er ook nood aan een organisationele en maatschappelijke context die het politiserend sociaal werk ondersteunt. De sociaalwerkorganisaties staan zelf onder druk. Organisaties die teveel tegen de haren van het beleid instrijken, vrezen in toenemende mate dat hun financiering zal worden teruggeschroefd. Maar een gepolitiseerd sociaal werk maakt essentieel deel uit van een vitale democratie. Sociaal werkers zijn de bevoorrechte getuigen van de vaak kwetsbare leefsituaties van de mensen met wie ze werken en daarmee een belangrijke vinger aan de pols voor elk sociaal beleid. Temeer omdat het vaak gaat om groepen mensen die systematisch ondervertegenwoordigd zijn in de verschillende uitvoerende en wetgevende organen van onze Belgische democratie. 
 
Politiserend sociaal werk is, volgens de geïnterviewden, verre van ingebed in de dagelijkse praktijk van de doorsnee sociaal werker. Slechts bij een niche van organisaties is dit wel het geval. Politiserend sociaal werk schuurt dus: de afstand tussen de noodzaak en de realiteit op het terrein is groot. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat veel sociaal werkers die de oproep tot meer politiserend werk onderschrijven, dit engagement vaak buiten hun professionele context realiseren. Ze doen dat in initiatieven zoals Hart boven Hard, in lokale burgerinitiatieven, zelforganisaties of actiegroepen. 
 

Auteurs: Rebecca Thys, Nele Cox en Kaat Sabbe. Onderzoekers en docenten verbonden aan het departement sociaal werk en het Expertisecentrum Sociale Innovatie van de VIVES Hogeschool.

* Over de steekproef: de studenten interviewden sociaal werkers op uiteenlopende werkplekken in West-Vlaanderen. De meerderheid van de sociaal werkers die de studenten interviewden (40) zijn tewerkgesteld binnen een overheidsdienst, gaande van een OCMW, over de sociale dienst van een stadsbestuur, een justitiehuis en de VDAB tot een open asielcentrum, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en het agentschap Opgroeien. Een tweede groep organisaties, zijn de grote zorg- en onderwijsinstellingen (15): woonzorgcentra, thuis- of familiehulp, instellingen voor kinderen of volwassenen met een beperking, ziekenhuizen en scholen. Een derde groep zijn de organisaties die we kunnen rekenen tot het veeleer klassieke middenveld (12): CAW’s, mutualiteiten, vakbonden etc. Tenslotte interviewden de studenten ook een aantal sociaal werkers (11) die in eerder kleinere vzw’s werken, in het middenveld dus dat iets minder door de overheid wordt aangestuurd. 

Sterk Sociaal Werk. Sociaal Werk Conferentie 2018. Eindrapport | Vlaanderen.be

Wat is politiserend werken? (socius.be)

Politisering: terug van weggeweest, ook in het sociaal werk | Lava (lavamedia.be)

4 SAM, Conceptnota Praktijkonderzoek Politiserend Sociaal Werk, in voorbereiding 2de sterksociaalwerkconferentie.

Politisering: terug van weggeweest, ook in het sociaal werk | Lava (lavamedia.be)

Politisering: terug van weggeweest, ook in het sociaal werk | Lava (lavamedia.be)

Sterk Sociaal Werk. Sociaal Werk Conferentie 2018. Eindrapport | Vlaanderen.be