kinderen & jongeren

Voor alle ouders

De huizen van het kind
15.12.2017
Foto's
HIG

Na de erkenning van de eerste Huizen van het Kind in 2014 en de gestage uitdeining over Vlaanderen, trok Kind & Gezin in 2016 met een vragenlijst naar de 128 erkende huizen met de bedoeling een overzicht te maken waar de huizen voor staan, het aanbod en de thema’s in kaart te brengen, de samenwerking met betrokkenen en partners duidelijk te maken en de uitdagingen op te lijsten. Onderzoekster Kristien Nys van het kenniscentrum Hoger instituut voor Gezinswetenschappen van Odisee hogeschool leidt ons door de cijfers.

De bevraging van Kind & Gezin was een elektronische vragenlijst, met zowel gesloten en open vragen. Dat zorgt voor veel input en vraagt om toelichting. Onderzoekster Kristien Nys zorgde samen met Kathleen Emmery voor de verwerking van de resultaten.

Wie kan er terecht?

“De overgrote meerderheid van de huizen richt zich tot kinderen van 0 tot 12 jaar en hun ouders, ruim 3/4de van de huizen richt zich tot tieners tot 18 jaar en hun ouders of richt zich tot toekomstige ouders. Ruim 3/4de van de huizen zet mee in op lokale kinderarmoedebestrijding en richt zich tot kansengroepen. Desalniettemin blijft de toegankelijkheid voor kansengroepen en vorm geven aan proportioneel universalisme een uitdaging. Kort gezegd moeten de huizen er zijn voor alle ouders, zonder uitzonderingen, en moeten ze aansluiten bij de vragen of noden van iedereen.”

Wat doen de huizen van het kind?

“De huizen hebben als doel een samenwerkingsverband tot stand te brengen tussen alle organisaties, diensten en professionals die een rol (kunnen) opnemen in preventieve gezinsondersteuning. Daardoor moet het aanbod meer geïntegreerd en zichtbaarder worden en moeten gezinnen beter en op maat ondersteund worden.”

De taken van de huizen vertrekken van 3 pijlers: opvoedingsondersteuning, preventieve gezondheidszorg en ontmoeting en sociale cohesie. “Verschillende domeinen zijn in de samenwerkingsverbanden van de huizen vertegenwoordigd: actoren uit de domeinen gezondheid, opvoedingsondersteuning en preventieve gezinsondersteuning, opvang en vrije tijd, opvang baby’s en peuters en het lokaal bestuur en het OCMW zijn in de overgrote meerderheid van de huizen betrokken."

Hoe werken al die partners samen?

Voor het merendeel van de huizen was de samenwerking op de rails krijgen een topic. “Ook het invullen van de vragenlijst was voor verschillende huizen een goede oefening om zelf zicht te krijgen op de werking met partners en het ruime netwerk. De samenwerkingsverbanden zijn verscheiden in omvang: het aantal direct betrokken actoren varieert van 10 tot 56, gemiddeld genomen zijn er 25 actoren direct betrokken (minimaal, gemiddeld of kernpartner). Het aantal kernpartners varieert van 0 tot 32, gemiddeld genomen geven 11 kernpartners vorm aan de werking van het Huis van het Kind.”

Die samenwerking kent verschillende stappen en uitkomsten: (nieuwe) partners leren kennen, uitbreiding en groter draagvlak van de werking, betere doorverwijzing, uitwisseling van ervaring en expertise, schaalvergroting van ondersteuningsinitiatieven. Voor sommige huizen leidt het tot een uitbreiding en efficiëntere inzet van middelen (o.a. gezamenlijke subsidieaanvragen).

Co-creatie van aanbod en een betere zorgafstemming en meer integraal en sectoroverschrijdend werken kan een meerwaarde zijn van de samenwerking. “Als de actoren in de samenwerking, vanuit het perspectief van ouders en kinderen, een meerwaarde zien voor zichzelf, kunnen ze het aanbod samen versterken. Elke partner voegt dan iets toe aan de samenwerking in functie van behoeftes van ouders en kinderen.

Dat kan resulteren in een groter bereik van bijvoorbeeld infoavonden die gestoeld zijn op de expertise van meerdere partners door bijvoorbeeld inhoudelijk samen te werken of ouders te betrekken. Het kan zich ook vertalen in een versterkt en uitgebreider aanbod (o.a. spel- en ontmoeting, online aanbod, aanbod voor kansengroepen), betere toegankelijkheid van het aanbod (o.a. meer gestroomlijnde en afgestemde bekendmaking, fysieke of online bundeling van het aanbod) en een beter bereik van bijvoorbeeld nieuwe groepen.”

Is er een plaats voor jeugdhulp en geestelijke gezondheid in de huizen?

Uit de bevraging bleek dat verschillende Huizen van het Kind al actief aan de slag zijn om een link te maken met jeugdhulp en omgekeerd, maar dat het lang geen evidente oefening is. Daarom heeft Kind en Gezin een bezoek gebracht aan zes Huizen van het Kind die hiermee exploreren en zijn enkele dialoogtafels georganiseerd. Dat heeft geleid tot een conceptnota. Dat moet leiden tot een finale tekst die de dialoog en dynamiek tussen de jeugdhulp en de Huizen van het Kind verder bevordert - binnen beleid en praktijk. “De huizen kunnen onder meer signaleren en doorverwijzen. Eén van de sleutelbegrippen is een zogenaamde ‘warme overdracht’. Dat kan bijvoorbeeld via een brugfiguur zodat er geen breuklijnen ontstaan in de contacten en in de ondersteuning en hulpverlening.”

Lerend netwerk

“De resultaten leren ons dat veel huizen nog heel wat vragen en behoeften hebben om bij te leren. Die vragen zien we bij huizen in verschillende fases: van opstart tot doorgroei. Een uitwisseling met collega’s die in een vergelijkbare context werken is wenselijk. Dat is een vraag naar verdere professionalisering, naar (meer) uitwisseling, naar ondersteuning op maat, procesbegeleiding en opvolging, ondersteuning van vrijwilligers, versterking van de toegankelijkheid, continuering van de inzet van kansengroepexpertise.”

De ondertussen 148 huizen hoeven dit gelukkig niet alleen te doen. EXPOO brengt actoren opvoeding- en gezinsondersteuning samen. Zo delen en maken ze kennis en bouwen ze samen verder aan de Huizen van het Kind in Vlaanderen. Via events, online uitwisselingsplatformen e.d. kan contact gelegd worden, kennis gedeeld worden en kunnen ideeën groeien. http://www.expoo.be/netwerk-huizen-van-het-kind

>> www.huizenvanhetkind.be  of meer info over het onderzoek op www.hig.be/nl/nieuws/beeld-van-de-huizen-van-het-kind-2016